Wat als tuinen konden praten? Wat als elk bosje, elk pad, elke vijver een tijdperk, een idee, een manier om naar de wereld te kijken zou weerspiegelen? In de regio Île-de-France kruisen twee stijlen elkaar, reageren op elkaar en spreken elkaar soms tegen: de Franse tuin en de Engelse tuin. Twee manieren van denken over de natuur... en de maatschappij. Twee uitnodigingen om te wandelen, maar nooit in hetzelfde tempo.
De Franse tuin, die opkwam in de 17e eeuw onder invloed van de Italiaanse Renaissance, richt zich op symmetrie, geometrische strengheid en het afzetten van de mens tegen de natuur: geborduurde parterres, rechte paden, topiaries en spiegelbaden, allemaal ontworpen vanaf een verhoogd terras om het landschap met één blik te omarmen.
In antwoord hierop ontstond aan het begin van de 18e eeuw de Engelse tuin, die een vrije en schilderachtige natuur voorstond, met kronkelende paden, spontane bosjes, decoratieve elementen (bruggen, fabriques, grotten) en plantendiversiteit. In plaats van op te dringen, wandelen we, verkennen we en laten we ons verrassen.
Aan de ene kant is er de nauwgezetheid, kantachtige bloemperken en oneindige perspectieven. Welkom in de wereld van de Franse tuin. Dit is natuurlijk Versailles. Of het park in Sceaux. Of de Tuilerieën, in Parijs. Deze stijl heeft een naam, of liever gezegd een meester: André Le Nôtre. De tuinman van koningen, de architect van plantaardige majesteit. Naast hem vallen andere namen op: Jules Hardouin-Mansart, die de fakkel overnam in Marly en Meudon, en zijn neef Claude Desgots, die rond de eeuwwisseling de geest van zijn oom voortzette. Hier beveelt de mens, de natuur gehoorzaamt. Heggen worden gebouwd als soldaten. Bijlen zijn aangelegd als koninklijke wegen. En het is geen toeval: deze stijl is ontstaan in de 17e eeuw, onder het bewind van Lodewijk XIV, toen alles, inclusief de natuur, orde, macht en de centraliteit van de macht moest weerspiegelen. Jij bent de koning. Je kijkt naar buiten vanaf het terras. Alles ontvouwt zich voor je ogen.
Maar voel je de drang om te dwalen, om het onverwachte te doen, om schaduwrijke hoekjes te vinden waar je jezelf en je gedachten kunt verliezen? Ga dan een Engelse tuin binnen. Hier zijn geen lijnen. De paden kronkelen, de bomen bloeien, de waterpartijen komen in zicht bij het omdraaien van een open plek. We bieden je een levend tafereel, een miniatuurwereld om te verkennen. Geen grandioos spektakel om te zien, maar een wandeling om te beleven. Deze stijl, geboren in de achttiende eeuw, vindt zijn weg in een maatschappij die droomt van vrijheid, emotie en een terugkeer naar de natuur. Voorbij zijn de dagen van autoriteit, vervangen door gevoeligheid. Het floreerde in bepaalde hoeken van de Luxemburgse tuinen en het Bois de Vincennes, en zelfs op het kerkhof van Père Lachaise. Op het landgoed van Méréville boetseerde Hubert Robert, schilder en tuinman, landelijke taferelen vol romantiek. In Bagatelle, in het Bois de Boulogne, orkestreerdeThomas Blaikie, een Schot, smaakvol een van de mooiste voorbeelden van deze stijl in het hart van Parijs. Een bankje, een brug, een mysterieus bos... en de tijd staat stil.
Je vraagt je misschien af wat dit allemaal over ons zegt? Waarom zoveel stijlen voor hetzelfde verlangen naar groen? Omdat de tuin uiteindelijk een visie op de wereld is. Terwijl de Franse tuin de kracht van een stabiele orde bevestigt, viert de Engelse tuin de poëtische wanorde van het leven. De een wil verblinden, de ander verzachten. De ene is een vertoog, de andere een mijmering.
Tegenwoordig bestaan de twee naast elkaar. We passeren ze op onze zonnige zondagen zonder er altijd bij stil te staan. En toch spreken deze oude vormen nog steeds tot ons. Ze vertellen ons over het Frankrijk van gisteren, maar ook over onze verlangens van vandaag: controle houden of ons laten meevoeren? Het rechte of het smalle pad kiezen?
Deze pagina kan elementen bevatten die met AI zijn ondersteund, meer informatie hier.



























